Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat één rentevergoeding te laag is en dus niet voldoet aan het doeltreffendheidsbeginsel. Dit leidt niet tot een gegrond hoger beroep, omdat de rechtbank de rente heeft vastgesteld over een te lange periode. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X doet BPM-aangiften en maakt bezwaar tegen de voldoeningen. In geschil is of door Rechtbank Zeeland-West-Brabant voldoende rente is toegekend over de teruggaven. X gaat in hoger beroep en de inspecteur gaat in incidenteel hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2022/40.28.17) oordeelt dat één rentevergoeding te laag is en dus niet voldoet aan het doeltreffendheidsbeginsel. Volgens dat beginsel moet de belastingrente tenminste gelijk zijn aan de bancaire rente op consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens zoals die geldt aan het begin van de maand waarin de BPM in strijd met het EU-recht is betaald. Dit leidt echter niet tot een gegrond hoger beroep, omdat de rechtbank de rente heeft vastgesteld over een langere periode dan de periode die op grond van art. 30ha AWR geldt. Er is door de rechtbank voorts ten onrechte rente toegekend over de aanvullende teruggaaf voor de extra leeftijdskorting. Die teruggaaf houdt namelijk geen verband met een door de inspecteur ingenomen standpunt over de BPM-voldoening. Het beroep van X is ongegrond. Het incidentele beroep van de inspecteur is gegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 27 september
Informatiesoort: VN Vandaag