X is woonachtig in Brazilië en is in dienstbetrekking bij een in Nederland gevestigde werkgever. In het kader van deze dienstbetrekking is X werkzaam geweest op hulpschepen op het continentaal plat dan wel de exclusieve economische zone van Kameroen, Gabon en Denemarken. Met het in Nederland volgen van een verplichte cursus, is sprake van het "gedeeltelijk" in Nederland vervullen van een dienstbetrekking. In geschil is of en in hoeverre Nederland op grond van haar nationale wet- en regelgeving en het Verdrag met Brazilië het heffingsrecht heeft over het door X genoten loon uit dienstbetrekking. X stelt dat de in Nederland gevolgde cursusdagen niet dienen te worden aangemerkt als in Nederland verrichte werkzaamheden, zodat voor de aan deze dagen toegerekende beloning Nederland geen heffingsrecht toekomt en daardoor evenmin voor het loon als geheel. De inspecteur is van mening dat de gehele beloning moet worden toegerekend tot het belastbaar inkomen uit werk en woning en dat het heffingsrecht over dit inkomen aan Nederland toekomt. X komt in beroep. Rechtbank Breda overweegt dat alleen de verplichte eendaagse cursus in het kader van de dienstbetrekking is gevolgd. Hierdoor wordt de dienstbetrekking geacht geheel in Nederland te zijn vervuld, zodat de inspecteur over de volledige beloning mag heffen. Dit heffingsrecht wordt echter beperkt door het belastingverdrag met Brazilië. Op grond van artikel 15, eerste lid, van dit Verdrag mag Nederland alleen heffen over het loon dat kan worden toegerekend aan de dagen waarop X in Nederland arbeid heeft verricht. Dat is 1 (cursus)dag, zodat de aanslag moet worden verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van één dag. Dit is 1/182e deel van het door X genoten loon. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 4 maart