X is eigenaar van een woning. Aan hem is een WOZ-beschikking afgegeven. In bezwaar wordt deze waarde verlaagd. De heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen kent X, conform zijn eigen beleidsregels, een kostenvergoeding toe, rekening houdend met een wegingsfactor 0,25. Rechtbank Overijssel heeft geoordeeld dat dit beleid niet onredelijk is. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 25 maart 2014, 13/00731, V-N Vandaag 2014/799) oordeelt dat de rechtbank een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. Bij het vaststellen van het gewicht van de zaak heeft de heffingsambtenaar geen beleidsvrijheid, maar moet hij zich houden aan de tabel in onderdeel C van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hij is niet gebonden aan de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (Stcrt. 2012, 26039), maar dit neemt niet weg dat de rechter heeft te toetsen of de heffingsambtenaar de juiste wegingsfactor heeft toegepast. Die toetsing is geen marginale toetsing. De rechter dient zelfstandig te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (HR 23 september 2011, nr. 10/04238, V-N 2011/47.4) en als hij tot de conclusie komt dat de heffingsambtenaar een andere, dus onjuiste factor heeft toegepast, dient hij de heffingsambtenaar te corrigeren. Het hof is evenmin gebonden aan de Richtlijn. Het hof slaat daar echter wel acht op en oordeelt dat het gewicht van de onderhavige zaak in de bezwaarfase gemiddeld was. Het hoger beroep is gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 1
Algemene wet bestuursrecht 8:75