Aan X is een aanslag forensenbelasting 2020 opgelegd. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar ongegrond en stuurt de reactie van X op de uitspraak door naar de rechtbank.
Rechtbank Overijssel oordeelt dat de aanslag terecht aan X is opgelegd. X is samen met zijn ex-echtgenote tot en met 28 april 2020 ieder voor de helft eigenaar geweest van het object. Volgens X is sprake van leeftijdsdiscriminatie en willekeur. De beleidsregels van de heffingsambtenaar wijzen X aan als degene aan wie de aanslag kan worden opgelegd. Volgens de rechtbank kan, onder verwijzing naar HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP0424, bij onderscheid op grond van leeftijd strijd zijn met art. 1 Grondwet. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake: het onderscheid naar leeftijd is passend en proportioneel, omdat X de lasten kan verhalen op zijn ex-vrouw voor haar deel (art. 253 lid 3 Gemeentewet). Dat de boedelscheidingsprocedure bij het hof inmiddels tegen finale kwijting is afgewikkeld, maakt niet dat X van deze verhaalsmogelijkheid geen gebruik kan maken. Er is ook geen sprake van willekeur, omdat de aanslag is opgelegd conform het beleid. Het standpunt van X dat pas een aanslag kan worden opgelegd als zowel hij als zijn ex-vrouw 90 dagen de beschikking hebben gehad over de woning verwerpt de rechtbank. Omdat X in 2019 is gescheiden, is geen sprake meer van een gezin. Het is dus afdoende dat X in 2020 meer dan 90 dagen over de woning kon beschikken.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Overijssel
Editie: 13 oktober