Ondernemingen kunnen in België hun verliezen onbeperkt overdragen naar latere belastingtijdvakken. België kent verder ook een aftrek voor zogenoemd risicokapitaal. Om de excessen (bepaalde ondernemingen betaalden vrijwel geen belasting meer) die door deze aftrekmogelijkheden ontstonden tegen te gaan, heeft België de ‘fairness tax' ingevoerd. De fairness tax is van toepassing wanneer vennootschappen in een bepaald belastingtijdvak winst uitkeren, terwijl zij hun belastbaar inkomen in dat tijdvak effectief verlaagd hebben door gebruik te maken van de genoemde aftrekmogelijkheden. De heffingsgrondslag is hierbij gelijk aan het bedrag waarmee de door de vennootschap uitgekeerde winst het fiscaal resultaat overtreft. X nv is van mening dat de bepalingen waarbij de fairness tax is ingevoerd moeten worden vernietigd. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Belgische fairness tax in strijd kan komen met art. 4 EU-richtlijn 2011/96 Moeder-dochterrichtlijn. Daarvan is sprake wanneer de winsten met meer dan 5% worden belast als de moedermaatschappij de van de dochtermaatschappij ontvangen winsten pas uitkeert na het jaar waarin zij deze heeft ontvangen. Heffing van de fairness tax is niet in strijd met het EU-recht wanneer een vennootschap dividenden uitkeert die niet in het uiteindelijke belastbare resultaat zijn opgenomen, onder toepassing van de Belgische belastingvoordelen. Het Hof van Justitie EU merkt daarbij nog wel op dat een en ander niet tot gevolg mag hebben dat niet-ingezeten vennootschappen ongunstiger worden behandeld dan ingezeten vennootschappen.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 54
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 18 mei