Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X B.V.B.A. geen recht heeft op toepassing van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting. X B.V.B.A. maakt namelijk niet aannemelijk dat er een economische en commerciële rechtvaardiging is voor haar bestaan en het houden van het belang in A bv.

Belanghebbende, het Belgische X B.V.B.A., is een houdstervennootschap en houdt een belang van 38,71% in A bv. Verder bezit X B.V.B.A. twee oldtimers met een balanswaarde van ruim € 200.000. De aandeelhouders zijn drie inwoners van België. X B.V.B.A. beschikt niet over kantoorruimte in België en heeft geen personeel in dienst. A bv keert in 2018 een dividend van € 2 mln uit aan haar aandeelhouders. Hierbij houdt A bv 5% dividendbelasting in. X bv is het hier niet mee eens. Volgens haar heeft zij recht op de inhoudingsvrijstelling van art. 4 lid 2 Wet DB 1965.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X B.V.B.A. geen recht heeft op toepassing van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting. De rechtbank merkt daarbij op dat één van de hoofddoelen van het houden van het belang in A bv door X B.V.B.A. is om de heffing van dividendbelasting bij de uiteindelijke aandeelhouders te ontgaan. Door het belang op deze manier te houden is namelijk slechts 5% dividendbelasting verschuldigd in plaats van 15%, wanneer de aandeelhouders het belang rechtstreeks houden.

Verder merkt de rechtbank op dat X B.V.B.A. niet aannemelijk maakt dat er een economische en commerciële rechtvaardiging is voor haar bestaan en het houden van het belang in A bv. Ook maakt zij niet aannemelijk dat geen sprake is van een zuiver formele structuur met als een van de voornaamste doelen de dividendbelasting te ontgaan. He gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Dividendbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 21 juli

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

34

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen