Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur bij toepassing van de compensatieregeling terecht geen rekening houdt met de in België ingehouden premies van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid omdat deze niet vergelijkbaar zijn met de Nederlandse volksverzekeringen.

Belanghebbende, X, woont in 2016, 2017 en 2018 in Nederland. In 2016 is X werkzaam in Nederland en België. In 2017 en 2018 werkt X uitsluitend in België. Vanaf 1 augustus 2016 is X vrijgesteld van premieplicht voor de AOW/ANW en Wlz/Zvw. In zijn aangiften inkomstenbelasting verzoekt X om een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van het Belgisch loon en om toepassing van de compensatieregeling. In geschil is of de in België ingehouden premies van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) meetellen als ingehouden premies volksverzekeringen voor toepassing van de compensatieregeling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur bij toepassing van de compensatieregeling terecht geen rekening houdt met de in België ingehouden premies RSZ. De RSZ-premies zijn werknemersverzekeringen en dus niet vergelijkbaar met de Nederlandse volksverzekeringen. Het beroep van X is voor de aanslag IB/PVV 2016 gegrond en voor de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 27

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 juni

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen