Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (samenhangende) waardering van vorderingen en schulden en de vaststelling van onderlinge verrekenprijzen deels onjuist heeft plaatsgevonden.

X bv vormt samen met haar dochtervennootschappen H bv en E bv een fiscale eenheid voor de VPB. X bv participeert, voor 49,5%, als commanditair vennoot in K cv. K cv is naar Nederlands recht transparant. L bv is beherend vennoot van K cv. X bv houdt 50% van de aandelen in L bv. K cv exploiteert een kunstmestfabriek gevestigd in Libië. X bv heeft voor € 174 mln kapitaal en knowhow ingebracht in K cv. X bv heeft hiervoor € 175 mln geleend van SA 1. SA 1 is een 100% dochtervennootschap van X bv. In 2013 betaalt X bv rente aan SA 1. X bv heeft ultimo 2013 diverse vorderingen en schulden in USD op haar balans. X bv heeft valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico. X bv waardeert de vorderingen en schulden in USD tegen historische kostprijs of lagere bedrijfswaarde. Valutawinsten en -verliezen rekent X bv geheel tot haar belastbare winst. De inspecteur stelt dat de vorderingen en schulden in samenhang moeten worden gewaardeerd. De met X bv gevoegde dochtermaatschappij E bv produceert product X. Dit product verkoopt E bv aan gelieerde verkooporganisaties. De verkoopprijzen zijn vastgelegd in een Master Agreement en zijn afgeleid van de marktprijzen. E bv opent in 2008 een nieuwe fabriek en kan daardoor meer produceren met als gevolg een surplus van 39% van de totale productie. Dit surplus wordt verkocht, tegen van de in de Master Agreement afwijkende verkoopprijzen, aan een gelieerde vennootschap tegen kostprijs vermeerderd met 5% winstopslag. Dit is vastgelegd in een Supply Agreement. De inspecteur stelt dat het verschil tussen de gehanteerde verkoopprijs in de Supply Agreement en de verkoopprijs voortvloeiende uit de Master Agreement tot de winst van A bv moet worden gerekend. X bv stelt dat de winst te hoog is vastgesteld, omdat de verkoopprijs uit de Master Agreement onjuist is vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, voor de beoordeling van de samenhangende waardering, dit per positie moet worden gedaan. Volgens de rechtbank moeten dan enkele vorderingen en schulden in samenhang worden gewaardeerd. Ten aanzien van het transferpricinggeschil stelt de rechtbank dat X bv niet aannemelijk maakt dat de winst tot een te hoog bedrag is vastgesteld en dat de in de Master Agreement opgenomen verkoopprijs zakelijk is. Verder slaagt X bv niet in de bewijslast dat de in de Supply Agreement opgenomen verkoopprijs zakelijk is. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 13 april 2022 (19/00771, V-N 2022/31.1.3 - red. tegen deze uitspraak over het jaar 2012 is beroep in cassatie ingesteld).

Lees ook het thema: Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb.

Lees ook het thema: Tegengaan mismatches bij zakelijkheidsbeginsel.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 augustus

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen