De geheimhoudingskamer van Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur zich terecht op beperkte kennisneming beroept voor een aantal stukken en passages. Dit betreft met name stukken uit 2007 die betrekking hebben op de werkwijze van A, de rechtsvoorganger van X BV.

X BV behoort tot een Luxemburgs concern dat in financiële instrumenten handelt. Naar aanleiding van een onderzoek naar dividendstripping legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag op aan X BV. Volgens de inspecteur is X BV namelijk niet de uiteindelijk gerechtigde van de op de aandelen uitgekeerde dividenden, zodat verrekening van de dividendbelasting niet aan de orde is. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV de dividendbelasting niet kan verrekenen, omdat X BV niet de uiteindelijk gerechtigde van de op de aandelen uitgekeerde dividenden is. In hoger beroep brengt de inspecteur stukken in het geding ten aanzien waarvan hij een beroep doet op beperkte kennisneming (art. 8:29 Awb).

De geheimhoudingskamer van Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur zich terecht op beperkte kennisneming beroept voor een aantal stukken en passages. Dit betreft met name stukken uit 2007 die betrekking hebben op de werkwijze van A, de rechtsvoorganger van X BV. Het hof merkt daarbij op dat, gezien de procedurele gang van zaken in belastingprocedures, de publiciteitsgevoeligheid van de informatie in belastingzaken voor art. 8:29 Awb geen dan wel hooguit een beperkte rol speelt. Ook redenen van controlestrategische aard kunnen een zwaarwichtige reden voor beperkte kennisneming vormen. Het hof geeft vervolgens per stuk en passage aan of het beroep op beperkte kennisneming terecht is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Dividendbelasting, Vennootschapsbelasting

Editie: 29 november

Informatiesoort: VN Vandaag

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen