Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep van X gegrond omdat de heffingsambtenaar pas in beroep helderheid heeft verschaft over de werkwijze ten aanzien van de totstandkoming van het indexeringspercentage. De rechtbank matigt de proceskostenvergoeding omdat X alleen op formele gronden gelijk krijgt.
X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking 2020.
Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep van X gegrond omdat de heffingsambtenaar pas in beroep helderheid heeft verschaft over de werkwijze ten aanzien van de totstandkoming van het indexeringspercentage. De rechtbank overweegt dat X dus in beroep heeft moeten komen om dit inzicht te krijgen. In dit geval krijgt X alleen op formele gronden gelijk. De rechtbank ziet hierin reden om de proceskostenvergoeding te matigen. De rechtbank vindt het redelijk om de helft van de gebruikelijke vergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toe te kennen. Op grond van art. 2 lid 3 BPB bestaat evenmin aanleiding om het door X overgelegde taxatierapport te vergoeden (voor zover X dat bedoelt te vragen), omdat het beroep slaagt op een geschilpunt dat losstaat van de waarde (vergelijk het Richtsnoer proceskostenvergoeding, zoals opgenomen bij de uitspraak van het Hof Den Haag van 11 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131, V-N Vandaag 2021/2710).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Wet waardering onroerende zaken 40
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 12 mei