Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aftrekbeperking voor persoonsgebonden aftrekposten bij het deels doorbetalen van ouderdomspensioen geen schending oplevert van het gelijkheidsbeginsel.

X is in 1992 gescheiden. Hij betaalt in 2020 en 2021 € 4078 aan ouderdomspensioen door aan zijn ex-echtgenote volgens het arrest Boon-Van Loon van 27 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4271, NJ 1982/503. De doorbetaalde bedragen zijn in aanmerking genomen als persoonsgebonden aftrekpost voor onderhoudsverplichtingen. Het aftrektarief is sinds 2020 stapsgewijs verlaagd. X wordt geraakt door deze aftrekbeperking. Voor belastingplichtigen die na 1 mei 1995 scheiden geldt het regime van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). Indien deze wet van toepassing was voor X zou de pensioenuitvoerder het verevend ouderdomspensioen rechtstreeks hebben uitbetaald aan zijn ex-echtgenote. De aftrekbeperking raakt X dan niet. In geschil is of sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Het regime van pensioenverevening volgens het arrest Boon-Van Loon verschilt aanzienlijk van het regime van pensioenverevening onder de Wet VPS. Diegene waarop het Boon-Van Loon-arrest van toepassing is, is niet gelijk aan diegene die onder de Wet VPS is gescheiden. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is daarom geen sprake. X’ beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.10a

Wet inkomstenbelasting 2001 2.10

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 19 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

514

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen