Advocaat-generaal Ettema concludeert dat KA Deka geen recht heeft op de gevraagde teruggaven dividendbelasting. In de uitvoerige conclusie beantwoordt de A-G vier vragen.
Köln-Aktienfonds Deka, een Publikum Sondervermögen (beleggingsfonds), is naar Duits recht opgericht en in Duitsland gevestigd. In de jaren 2002 - 2008 wordt voor ruim € 700.000 Nederlandse dividendbelasting geheven ter zake van door KA Deka ontvangen dividenden. KA Deka verzoekt om teruggaaf van deze dividendbelasting. De inspecteur wijst dit verzoek af. Op 1 augustus 2016 stelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Na talloze uitspraken, conclusies en arresten beantwoordt de Hoge Raad de prejudiciële vragen uiteindelijk op 23 oktober 2020 (16/03954, V-N 2020/54.14). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt vervolgens dat KA Deka geen recht heeft op de gevraagde teruggaven dividendbelasting. Deze uitspraak wordt bevestigd door Hof ’s-Hertogenbosch. De staatssecretaris en KA Deka gaan in cassatie.
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat KA Deka geen recht heeft op de gevraagde teruggaven dividendbelasting. In de uitvoerige conclusie beantwoordt de A-G de volgende vier vragen:
- Is de Hoge Raad gebonden aan zijn arrest van 16/03954 (V-N 2020/54.14);
- Moet de vervangende betaling plaatsvinden in Nederland;
- Moet de vervangende betaling worden berekend over de wereldwinst;
- Is KA Deka objectief vergelijkbaar met een fbi op het punt van de dooruitdelingseis.
De A-G adviseert de Hoge Raad het principale beroep in cassatie van KA Deka ongegrond te verklaren, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep in cassatie van de staatssecretaris vervalt.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting, Vennootschapsbelasting
Editie: 21 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)