X bv leent uitzendkrachten in. Als gevolg hiervan is zij door de ontvanger aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven loonheffing van het uitzendbureau. Haar bezwaar tegen de betreffende beschikking is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve is echter volledig tegemoet gekomen aan het bezwaar. In beroep stelt X bv dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens Rechtbank Den Haag kan X bv door haar beroep niet in een gunstigere positie komen. Er is dus geen processueel belang meer en het beroep is niet-ontvankelijk. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat het beroep X bv in een betere positie kon brengen met betrekking tot een bijkomende rechterlijke beslissing. De rechtbank had namelijk tot het oordeel kunnen komen dat de ontvanger ten onrechte heeft geweigerd haar bezwaarkosten te vergoeden. Het oordeel van de belastingrechter over de ontvankelijkheid van het bezwaar is voorts in een civiele procedure van belang ten aanzien van de vraag of de beschikking onrechtmatig was en of de schade wellicht aan X bv zelf is te wijten. Het bezwaar is ontvankelijk, omdat de termijnoverschrijding niet aan haar is te wijten. X bv claimt terecht vergoeding van haar werkelijke proceskosten. De ontvanger heeft namelijk zeer onzorgvuldig gehandeld door X bv stukken te onthouden, waarvan hij wist dat deze onbestelbaar retour waren gezonden, terwijl de invordering wel werd voortgezet. X bv krijgt een proceskostenvergoeding van in totaal € 20.000.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 14 januari