X bv doet BPM-aangifte voor het tijdvak december 1999. De verschuldigde belasting is f 85.072 (€ 38.604). X gaat tijdig in bezwaar. Pas op 2 augustus 2013 wordt uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar wordt gegrond verklaard en er is op 2 september 2013 een teruggaaf verleend van € 1232. Daarbij is ook € 605 heffingsrente vergoed. De beroepstermijn eindigt op 13 september 2013. Pas op 16 september 2013 is het beroepschrift per fax ingediend. Rechtbank Gelderland oordeelt dat het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De overschrijding is kennelijk veroorzaakt door de foutieve aanname van de gemachtigde dat de beroepstermijn niet op een zaterdag kan beginnen. De gemachtigde ging er vanuit dat de beroepstermijn op maandag 5 augustus 2013 begon en op maandag 16 september 2013 eindigde. X bv stelt vergeefs dat de brief van 2 augustus 2013 slechts een voorgenomen uitspraak op bezwaar is en dat de verminderingsbeschikking van 2 september 2013 de echte uitspraak op bezwaar is. Deze beschikking heeft namelijk geen zelfstandig rechtsgevolg. Het maakt niet uit dat door de inspecteur geen uitspraak is gedaan over de hoogte van de heffingsrente (thans belastingrente). Weliswaar wordt de heffingsrente in een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld, maar dat heeft niet tot gevolgd dat afzonderlijk beroep mogelijk is (zie art. 24a lid 3 AWR). In zoverre is het beroep dus ook niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 24a