X ontvangt een WOZ-beschikking van de Gemeente Zuidplas. Volgens Rechtbank Den Haag is het beroep van X kennelijk niet-ontvankelijk. Er is namelijk op het bezwaar van X beslist, voordat beroep is ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. In verzet stelt X vergeefs de uitspraak op bezwaar nimmer te hebben ontvangen. De verzending daarvan is door X namelijk niet in twijfel getrokken. Het verzet is ongegrond. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat uit de gedingstukken volgt dat X de verzending van de uitspraak op bezwaar wel degelijk in twijfel heeft getrokken. In één stuk wordt door X namelijk gesteld (citaat): “(…) en wie zegt mij dat de heffingsambtenaar het stuk op de post heeft gedaan. Uit het dossier blijkt dat immers niet.” Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Rechtbank Noord-Nederland voor een nieuwe beoordeling van het verzet.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:55
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 29 november