Een gemachtigde dient namens een cliënt een beroepschrift in bij Rechtbank Oost-Brabant tegen een uitspraak op bezwaar van de gemeente Laarbeek. Het beroepschrift is niet vergezeld van een machtiging.
Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat de identiteit van degene namens wie beroep is ingesteld, niet kenbaar is geworden vóór afloop van de beroepstermijn. Uit het beroepschrift blijkt niet wie de eigenaar is van de onroerende zaak waarop het beroep betrekking heeft. Het beroepschrift gaat ook niet vergezeld van een machtiging waaruit dit zou kunnen blijken. Dat na het verstrijken van de beroepstermijn wel helderheid is verschaft, kan aan de niet-ontvankelijkverklaring niet afdoen. De identiteit van degene namens wie beroep wordt ingesteld moet namelijk voor afloop van de beroepstermijn kenbaar zijn. Als dit niet het geval is, dan kan dit verzuim niet op grond van art. 6:6 Awb worden hersteld (Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juli 2013, nrs. 13/00202 t/m 13/00204, V-N 2013/57.8).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 7 januari