Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk omdat het niet is voorafgegaan door een bezwaarprocedure zoals voorgeschreven in art. 7:1 Awb.
Aan X worden met dagtekening 28 februari 2019 aanslagen gemeentelijke belastingen en een WOZ-beschikking 2019 opgelegd. Na bezwaar vernietigt de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2019 de beschikking vanwege een onjuiste objectafbakening. Op 31 augustus 2019 legt de heffingsambtenaar op basis van de nieuwe objectafbakening een nieuwe aanslag met WOZ-beschikking op. Op 27 september 2019 reageert X per brief op de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar neemt dit in behandeling als bezwaar tegen de aanslag van 31 augustus 2019.
Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk omdat het niet is voorafgegaan door een bezwaarprocedure zoals voorgeschreven in art. 7:1 Awb. Het beroep richt zich tegen een aanslag van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 31 augustus 2019. Tegen deze aanslag heeft X nooit bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar verkeerde ten onrechte in de veronderstelling dat X met zijn brief van 27 september 2019 bezwaar heeft gemaakt tegen deze aanslag en heeft op dat “bezwaar” wel beslist. Dit kan echter niet met het beroep worden hersteld. De rechtbank verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk en draagt de heffingsambtenaar op om het griffierecht aan X te vergoeden.
Lees het ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 10 december