X gaat in beroep tegen een opgelegde aanslag IB. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X gegrond en vermindert de bij de aanslag opgelegde verzuimboete tot € 369. X gaat in hoger beroep en stelt dat het beroep niet alleen is gericht tegen de verzuimboete. Hij heeft zich bij de rechtbank namelijk ook op het standpunt gesteld dat het niet-doen of te laat indienen van de aangifte niet aan hem kan worden toegerekend omdat sprake is geweest van afwezigheid van alle schuld (avas).
Hof Amsterdam oordeelt dat de onderbouwing van het hoger beroep niet anders kan worden gelezen als juist gericht tegen de boete. Het hof oordeelt vervolgens dat X niets heeft aangedragen waaruit volgt dat bij het niet-nakomen van zijn aangifteverplichting sprake is van afwezigheid van alle schuld. De aangifte die X wel heeft ingediend, is namelijk geen aangifte IB. Het hof oordeelt vervolgens dat terecht een verzuimboete is opgelegd en de boete van € 369 op zich passend en geboden is. De door de inspecteur in hoger beroep aangeboden vermindering van 10% tot een bedrag van € 332 wegens een termijnoverschrijding vindt het hof niet te laag. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 11 januari