Rechtbank Breda verwerpt het beroep van X op de 'oude' inkeerregeling omdat de inkeer heeft plaatsgevonden in het jaar 2010. De dan geldende wettekst van artikel 67n AWR moet worden toegepast.

 

Op 29 juni 2010 heeft X aan de inspecteur verklaard in het bezit te zijn van buitenlands vermogen in Zwitserland dat hij nooit in zijn aangiften heeft verantwoord.  Gevolg zijn diverse navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting met boetes. De boete bedraagt voor elk van de jaren 15% van de nagevorderde belasting. X komt in beroep en doet met betrekking tot het boete-aspect een beroep op het 'oude', voor X gunstiger, artikel 67n van de AWR. Rechtbank Breda overweegt dat de omstandigheid dat de inkeerregeling in het jaar 2009 door de wetgever is aangescherpt niet inhoudt dat de strafbepaling in artikel 67e AWR is verzwaard. Inkeer en strafwaardigheid van het beboetbare feit dienen los van elkaar gezien te worden.  Omdat de vrijwillige inkeer pas plaatsgevonden heeft in het jaar 2010 dienen de dan geldende wettekst van artikel 67n AWR en de daarbij behorende beleidsregels als uitgangspunt te worden genomen. De inspecteur heeft niet in strijd met artikel 7, eerste lid, EVRM en artikel 15, eerste lid, IVBPR gehandeld door als uitgangspunt voor de berekening van de boete het maximum van 300% te nemen. De inspecteur heeft immers slechts een boete van 15% opgelegd en dat is niet hoger dan het maximum van 100% dat gold ten tijde van het begaan van de beboetbare feiten.  De boetes acht de rechtbank, in overeenstemming  met de ernst van het gepleegde vergrijp, zowel absoluut als relatief passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 5 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen