Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat nu er geen vervangende betaling is gedaan, de beleggingsfondsen geen recht hebben op teruggaaf van dividendbelasting.

Diverse buitenlandse beleggingsfondsen ontvangen vanuit Nederland dividenden waarop dividendbelasting wordt ingehouden. Zij dienen een verzoek in om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting en stellen gebruik te kunnen maken van de teruggaafregeling in de wet nu zij vergelijkbaar zijn met een fbi. Zij stellen dat op basis van Unierecht er geen verschillende behandeling gerechtvaardigd is. De inspecteur wijst de verzoeken om teruggaaf af. In beantwoording op prejudiciële vragen van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt de Hoge Raad dat voor toepassing van de teruggaafregeling sprake moet zijn van vervangende betaling. De beleggingsfondsen weigeren in te stemmen met een vervangende betaling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat nu er geen vervangende betaling is gedaan, de beleggingsfondsen geen recht hebben op teruggaaf van dividendbelasting. Het oordeel van de rechtbank sluit aan bij de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad op 23 oktober 2020, nr. 16/03954, V-N 2020/54.14.

Lees ook het thema: Bronbelasting op dividenden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 11a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Dividendbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 juni

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen