Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in navolging van de rechtbank dat X onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hem een toezegging is gedaan op grond waarvan hij recht heeft op aftrek van verhuiskosten. De stelling van X, dat bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt, wordt verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X ontvangt in 2011 verschillende uitkeringen en verhuist tevens in hetzelfde jaar. In zijn aangifte IB/PVV 2011 heeft X zijn verhuiskosten als ROW in aftrek genomen. De inspecteur legt de aanslag op. X maakt tevergeefs bezwaar tegen de aanslag waarna X in beroep gaat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. In geschil is of de verhuiskosten in mindering komen op het belastbare inkomen van X. Meer in het bijzonder is in geschil of aan X de toezegging is gedaan dat deze kosten in aftrek kunnen komen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 7 februari 2017, 16/00264, V-N 2017/20.1.1) oordeelt in navolging van de rechtbank dat X onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hem een toezegging is gedaan op grond waarvan hij recht heeft op aftrek van verhuiskosten. Op X rust de last te bewijzen dat hem een dergelijke toezegging is gedaan. De stelling van X, dat bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt, wordt verworpen. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen