Rechtbank Zutphen oordeelt dat het beroep van X over de proceskostenvergoeding in bezwaar niet-ontvankelijk is wegens een gebrek aan belang. X kan door het beroep niet in een voordeliger positie komen dan hij reeds was na het toekennen van de kostenvergoeding in bezwaar.

 

X is eigenaar van een woning. Aan hem is een WOZ-beschikking afgegeven. In de uitspraak op bezwaar is aan X een kostenvergoeding toegekend. In beroep is slechts in geschil de hoogte van de kostenvergoeding. Rechtbank Zutphen oordeelt ambtshalve dat de gemachtigde van X een "no cure no pay"-systeem hanteert, in die zin dat de cliënt slechts eenmalig 25% van het gerealiseerde voordeel (exclusief omzetbelasting) is verschuldigd als kosten voor de procedure. De overige kosten die gemachtigde moet maken om de WOZ-waarde succesvol te verlagen worden op de gemeente verhaald middels de proceskostenvergoeding. X heeft aldus geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt, met verwijzing naar Hoge Raad 8 september 2006 (LJN AU4755), dat een uitspraak van de rechtbank X niet in een gunstiger positie kan brengen dan waarin hij met de bij de uitspraak op bezwaar toegekende proceskostenvergoeding al is komen te verkeren. Het beroep van X is niet-ontvankelijk.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zutphen

Editie: 15 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen