Aan de heer X zijn over diverse jaren ambtshalve IB-aanslagen opgelegd. Later zijn wegens niet betaling vervolgingskosten in rekening gebracht. Bij een zestal uitspraken op bezwaar van 3 maart 2014 zijn de vervolgingskosten gehandhaafd en is het bezwaar tegen een aantal aanslagen niet-ontvankelijk verklaard. X dient vervolgens op 18 april 2014 een bezwaar in bij de ontvanger. Deze weigert de brief in behandeling te nemen en geeft dit schriftelijk aan X te kennen. X gaat vervolgens in beroep. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de brief van de ontvanger geen voor bezwaar vatbare beschikking is. Het beroep van X is dus niet-ontvankelijk. Ten overvloede wordt overwogen dat de ontvanger het bezwaar van 18 april 2014 conform art. 6:15 lid 1 Awb als beroepschrift had doorgezonden aan de rechtbank, dit beroep buiten de beroepstermijn van zes weken zou zijn ingekomen. Ook om die reden is het beroep van X niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 5 augustus