X krijgt schriftelijk bericht van de inspecteur dat zijn btw-identificatienummer (hierna: btw-nummer) wordt ingetrokken. X meent dat hij recht heeft op aftrek van omzetbelasting en stelt dat recht ter discussie door tegen de intrekking van zijn btw-nummer in beroep te gaan bij de rechtbank. De rechtbank beslist dat de beslissing van de inspecteur het btw-nummer van X in te trekken, weliswaar "een ingevolge de belastingwet genomen besluit" is, maar geen voor bezwaar of beroep vatbare beslissing. Het beroep van X wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank wijst X op de mogelijkheid zich te wenden tot de burgerlijke rechter. Het tegen die uitspraak gedane verzet van X wordt ongegrond verklaard. X komt in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat het besluit tot intrekking van een btw-nummer wel een ingevolge de belastingwet genomen besluit is, maar geen voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in art. 26, lid 1, onderdeel b, AWR. Tegen een dergelijk besluit staat niet ingevolge enige bepaling van de belastingwet bezwaar of beroep open. Ook wordt de intrekking van een btw-identificatienummer niet gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking op een verzoek om teruggaaf. X kan tegen de intrekking van zijn btw-nummer niet terecht bij de algemene bestuursrechter of de belastingrechter maar wel bij de burgerlijke rechter. Er is dus voldaan aan de vereisten van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hoewel de cassatiemiddelen falen wordt het cassatieberoep toch gegrond verklaard omdat de rechtbank het verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Wet op de omzetbelasting 1968 2a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 april