Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen afstand heeft gedaan van zijn recht de navorderingsaanslag aan te vechten door een terbeschikkingstellingsverlies te claimen, maar X kan de vorderingen niet afwaarderen in 2011. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X vermeldt in zijn aangifte IB 2011 de vorderingen op zijn bv als ter beschikking gesteld vermogen in box 1. X en de inspecteur sluiten in 2016 een vaststellingsovereenkomst, waarin onder andere is afgesproken dat de waarde van zijn loonstamrecht in 2011 wordt belast en X daartegen geen bezwaar en beroep zal aantekenen. X maakt echter toch bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV. X stelt namelijk dat de vorderingen moeten worden afgewaardeerd, waardoor een terbeschikkingsstellingsverlies ontstaat. In hoger beroep is in geschil of X wat betreft het gestelde terbeschikkingstellingsverlies afstand heeft gedaan van zijn recht om bezwaar te maken tegen de navorderingsaanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/30.1.7) oordeelt dat X geen afstand heeft gedaan van zijn recht de navorderingsaanslag aan te vechten door een terbeschikkingstellingsverlies te claimen. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten die uitsluitend betrekking heeft op de diverse lijfrente- en pensioenvoorzieningen en waarmee de fiscale gevolgen van die voorzieningen werden vastgelegd. Uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst volgt niet dat X integraal afstand heeft gedaan van zijn recht de navorderingsaanslag aan te vechten. Overigens oordeelt het hof dat X de vorderingen niet kan afwaarderen in 2011. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.95

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 10 april

Informatiesoort: VN Vandaag

394

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen