Hof Den Haag maakt een uitzondering op de regel dat een belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding wanneer hij terecht beroep instelt wegens niet tijdig beslissen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X maakt bezwaar tegen een verzuimboete van € 55. Op 2 februari 2021 stelt X de inspecteur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar, op 3 maart 2021 doet de inspecteur uitspraak op bezwaar.

Hof Den Haag (V-N Vandaag 2023/2468) maakt een uitzondering op de regel dat een belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding wanneer hij terecht beroep instelt wegens niet tijdig beslissen. In de coronatijd heeft de inspecteur veel moeite moeten doen om met de gemachtigde van X een telefonische hoorzitting in te plannen voor dit bezwaar. Als die hoorzitting uiteindelijk plaatsvindt geeft de gemachtigde aan dat hij al beroep heeft ingesteld wegens niet tijdig beslissen. Het maakt volgens het hof een bijkans onbehoorlijke indruk om aan te dringen op een hoorgesprek en hierbij – in het licht van de ernst van de coronacrisis – onmogelijke eisen te stellen, en intussen in beroep te gaan. Het hof ziet in de handelwijze van de gemachtigde van X bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen dat in situaties als deze recht bestaat op een proceskostenvergoeding (HR 30 november 2012, V-N 2012/61.11). De handelwijze van de gemachtigde dient niet de belangen van X. De rechtbank heeft de inspecteur niet gelast het griffierecht van X te vergoeden en het hof kan zich ook in deze beslissing van de rechtbank vinden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:74

Algemene wet bestuursrecht 6:20

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 19 september

Informatiesoort: VN Vandaag

466

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen