X maakt bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2020 en 2021. De inspecteur wijst het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag 2020 af. X dient op 6 januari 2024 een beroepschrift in tegen de uitspraken op bezwaar van 24 november 2023. De rechtbank constateert dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend. X verschijnt niet op de zitting en reageert niet op de uitnodiging om de termijnoverschrijding toe te lichten. In geschil is of de beroepen van X tegen de uitspraken op bezwaar ontvankelijk zijn.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de beroepen van X niet-ontvankelijk zijn omdat het beroepschrift te laat is ingediend en X geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding aanvoert. De rechtbank behandelt de zaken niet inhoudelijk. Voor zover het beroepschrift is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag 2020 draagt de rechtbank de inspecteur op het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen. X krijgt geen griffierecht terug en geen proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 5 februari
Informatiesoort: VN Vandaag