X komt in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigt op 4 december 2018. Het hoger beroep van X is gedagtekend 5 december 2019 (het hof leest dit als 5 december 2018) en is binnengekomen bij het hof op 20 december 2018. De enveloppe van het beroepschrift heeft als poststempel 17 december 2018.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep geen rekening kan worden gehouden met het poststuk dat X naar het onjuiste postadres heeft verzonden. Deze onjuiste verzending, die nog wel binnen de beroepstermijn heeft plaatsgevonden, komt voor belanghebbendes risico. X heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift dat hij naar het juiste adres heeft verstuurd, en dat als poststempel heeft 17 december 2018, in werkelijkheid op een eerder moment ter post heeft bezorgd. Het hoger beroep is niet tijdig ingediend en daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof verklaart het verzet van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 juni