Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat een fiscale-eenheidsbeschikking niet kan worden herzien en dat de Belastingdienst alleen in het geval waarin de inspecteur opzettelijk onjuist is geïnformeerd niet gebonden is aan de fiscale-eenheidsbeschikking.

X bv is opgericht in 2006. De aandelen in X bv worden gehouden door A bv en B bv, beide voor 50%. X bv drijft een groothandel in (wegen)bouwmaterialen. X bv verbindt zich op 22 oktober 2010 om te investeren in een schip. De belangrijkste voorwaarden zijn vastgelegd in een term sheet. Op 5 november 2010 sluit E bv io een participation agreement, een limited partnership agreement (CV) en een tax sharing agreement. Bij deze overeenkomsten is een conceptakte van verkoop van aandelen in E bv bijgevoegd. In 2010 wordt E bv opgericht door X bv en F ua. X bv neemt 179 aandelen en F ua neemt 1 aandeel. Naast het kapitaal stort X bv € 824.000 agio in E bv. X bv is daartoe gehouden op grond van de tax sharing agreement. Het bedrag aan agio is gelijk aan het door X bv genoten VPB-voordeel als gevolg van willekeurige afschrijving op het schip. X bv en E bv verzoeken op 25 februari 2011 de inspecteur om vanaf de oprichtingsdatum van E bv een fiscale eenheid voor de VPB te vormen. De inspecteur geeft de beschikking voor de fiscale eenheid op 21 maart 2011 af. Op grond van de term sheet en de participation agreement is F ua verplicht om X bv op 1 april 2011 een onherroepelijk en onvoorwaardelijk bod te doen op de aandelen E bv. De koopprijs is in de overeenkomsten al gedefinieerd. X bv is gehouden om, door middel van E bv, € 786.299 als kapitaal in de cv in te brengen indien zij de aandelen E bv niet uiterlijk op 31 januari 2012 zou hebben overgedragen. X bv draagt de aandelen E bv op 30 januari 2012 over aan een aan F ua gelieerde vennootschap. X bv, als moedermaatschappij van de fiscale eenheid met E bv, neemt bij het doen van de aangifte VPB 2010 de willekeurige afschrijving over het schip in aanmerking. De inspecteur stelt de aanslag vast overeenkomstig de aangifte VPB. In 2015 start de Belastingdienst een onderzoek naar de scheepvaart-cv. Aan de hand van dat onderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X bv niet ten minste 95% van het economisch eigendom van de aandelen E bv bezit en dat de fiscale eenheid VPB daarom nooit heeft bestaan. De inspecteur legt een navorderingsaanslag VPB 2010 op. X bv maakt bezwaar, gaat in beroep en vervolgens in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat een fiscale-eenheidsbeschikking niet kan worden herzien, omdat de Wet VPB 1969 die mogelijkheid niet geeft. Mede uit het oogpunt van rechtszekerheid is de Belastingdienst enkel in het geval waarin X bv de inspecteur omtrent het voldoen aan de voorwaarden opzettelijk onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd niet aan de fiscale-eenheidsbeschikking gebonden. Hiervan is naar het oordeel van het hof geen sprake. De fiscale eenheid voor de VPB bestond in 2010. De navorderingsaanslag is derhalve onterecht opgelegd. Het hof vernietigt de navorderingsaanslag. Het hoger beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.34

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 18 november

120

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen