Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de beschikking uit 2004 voor Duitsland niet van toepassing is op een situatie waarin een onderneming goederen of diensten verwerft die voor meer dan 90% worden gebruikt voor niet-economische activiteiten, die niet binnen de werkingssfeer van de btw vallen.

Duitsland mag op grond van een beschikking uit 2004 een maatregel toepassen in afwijking van art. 17 Zesde btw-richtlijn. Deze maatregel houdt in dat Duitsland is gemachtigd om de btw op uitgaven voor goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten, wanneer deze goederen en diensten voor meer dan 90% van het totale gebruik voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of diens werknemers of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Landkreis Potsdam-Mittelmark (het district) schaft in 2008 diverse goederen aan, zoals werktuigen, utilitaire voertuigen en toebehoren. Het district gebruikt deze goederen voornamelijk om in de uitoefening van zijn overheidsbevoegdheden diensten te verrichten. Het district gebruikt deze goederen echter ook voor 2,65% ten behoeve van derden, onder meer om bomen te snoeien en te vellen, voor maai- en veegwerk alsmede voor diensten in de winter. Voor deze diensten is het district btw-plichtig. Het district vraagt de ter zake van deze goederen betaalde btw terug. Volgens de Duitse fiscus is dat echter niet mogelijk, omdat de goederen niet voor ten minste 10% zijn gebruikt voor het bedrijf van het district. De Duitse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de beschikking uit 2004 voor Duitsland niet van toepassing is op een situatie waarin een onderneming goederen of diensten verwerft die voor meer dan 90% worden gebruikt voor niet-economische activiteiten, die niet binnen de werkingssfeer van de btw vallen. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat, wanneer een onderneming een goed voor zowel economische als niet-economische activiteiten gebruikt, art. 17 lid 2 onderdeel a Zesde btw-richtlijn enkel bepaalt dat recht op aftrek van de voorbelasting bestaat. Vervolgens merkt het Hof van Justitie EU op dat de lidstaten bij het nemen van maatregelen op dat vlak het beginsel van fiscale neutraliteit, waarop het gemeenschappelijke btw-stelsel is gebaseerd, moeten eerbiedigen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 16 september

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen