Het kabinet wil recht doen aan de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 over box 3 en tegelijkertijd ruimte openlaten voor de complexe besluitvorming die nog moet plaatsvinden over onder andere de exacte doelgroep van het rechtsherstel en de wijze waarop het rechtsherstel plaats zal vinden. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst in antwoorden op 84 feitelijke vragen van de vaste Kamercommissie voor Financiën.
Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad over box 3 een uitspraak gedaan met grote gevolgen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de forfaitaire wijze waarop het belastbaar inkomen uit box 3 is bepaald in 2017 en 2018 strijdig is met het recht op eigendom en het verbod op discriminatie dat is vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) in de gevallen waarin het forfaitaire berekende rendement hoger uitvalt dan het werkelijk behaalde rendement. Via het arrest biedt de Hoge Raad rechtsherstel. Naast het bieden van passend rechtsherstel voor de betrokken burgers, moet ook de wijze waarop box 3 nu in de wet is vormgeven worden aangepast.
Het is een wettelijke verplichting om binnen zes weken na het arrest van de Hoge Raad een collectieve uitspraak te publiceren op het massaal bezwaar. Dat betekent dat op 4 februari aanstaande een collectieve uitspraak op het massaal bezwaar over 2017 en 2018 moet worden gepubliceerd. Ook voor de jaren 2019 en 2020 lopen massaal bezwaarprocedures. De in deze procedures geformuleerde rechtsvraag is nagenoeg gelijk aan die van de procedures 2017 en 2018.
Het kabinet is van plan op 4 februari een uitspraak over de jaren 2017 tot en met 2020 te publiceren in de Staatscourant en op de website van de Belastingdienst, die zo veel mogelijk op hoofdlijnen is. Op die manier wil het kabinet recht doen aan de uitspraak van de Hoge Raad en tegelijkertijd ruimte openlaten voor de complexe besluitvorming die nog moet plaatsvinden over onder andere de exacte doelgroep van het rechtsherstel en de wijze waarop het rechtsherstel plaats zal vinden. Het kabinet koerst op uiteindelijke besluitvorming bij de Voorjaarsbesluitvorming. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat niet kan worden voldaan aan de wettelijke plicht om uiterlijk 4 augustus, zes maanden na de collectieve uitspraak op 4 februari, rechtsherstel te realiseren voor de burgers die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure over de jaren 2017 en 2018. Het rechtsherstel vindt dan later plaats.
Behalve over het rechtsherstel moet besluitvorming plaatsvinden over aanpassing van de box 3-wetgeving voor de komende jaren en over de dekking. De huidige situatie is niet langer houdbaar. Omdat invoering van het stelsel op basis van werkelijk rendement op z’n vroegst kan per 2025, kijkt het kabinet ook naar mogelijkheden voor aanpassingen voor de tussenliggende jaren.
De Belastingdienst houdt definitieve aanslagen zoveel mogelijk aan. De Belastingdienst legt nu wel definitieve aanslagen met een box 3-component op bij een verjaringsrisico of als er een belang voor de belastingplichtige is. Er wordt gewerkt aan een oplossing om dit zo nodig later te herstellen. Belastingplichtigen hoeven daarvoor nu geen actie te ondernemen. Het gekozen tijdpad voor zorgvuldige en integrale afweging zal naar verwachting betekenen dat de definitieve aanslagen voor belastingplichtigen in box 3 later dan 1 juli worden opgelegd.
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Dossiers: Box 3
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 3 februari