Advocaat-generaal IJzerman gaat in een vijftal conclusies in op de woondelenvrijstelling voor verzorgings- en verpleeghuizen. In deze zaak is de A-G van oordeel dat de beslissing van het hof dat de ‘patiëntenkamers met sanitair' woondelen zijn berust op een onjuiste rechtsopvatting of onvoldoende is gemotiveerd. Het hof heeft namelijk slechts geoordeeld dat de woonfunctie van deze ruimten voorop staat en dat de verzorging daaraan ondergeschikt is. Volgens de A-G is de intensiteit van de zorg beslissend.

Belanghebbende, X, is een stichting die de gebruiker is van twee onroerende zaken in de gemeente Tholen. Onroerende zaak A bestaat uit twee groepswoningen voor bewoners met psychogeriatrische aandoeningen, tijdelijke opname en een aantal kantoren. Onroerende zaak B bestaat uit een verzorgings- en verpleeghuis. In geschil is of deze onroerende zaken delen bevatten die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Deze delen zijn vrijgesteld van gebruikersbelasting OZB. Rechtbank Middelburg oordeelt op basis van de indicatie ‘zorg met verblijf' door het Centraal indicatieorgaan dat er geen sprake is van woondelen. Hof 's-Gravenhage acht de woondelenvrijstelling wel van toepassing voor de kamers van de bewoners met de eigen sanitaire ruimten, de gemeenschappelijke woonkamers, de activiteitenruimte en de bijkeuken (onroerende zaak A) en voor de patiëntenkamers met sanitair, de gemeenschappelijke sanitaire ruimten, de gemeenschappelijke woonkamer en de keuken (onroerende zaak B).

Advocaat-generaal IJzerman gaat in een vijftal conclusies in op de woondelenvrijstelling voor verzorgings- en verpleeghuizen. In een gemeenschappelijke bijlage geeft de A-G uitleg over de maatstaven die aangelegd moeten worden bij de beoordeling of een gedeelte in hoofdzaak dient tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden. In deze zaak is de A-G van oordeel dat de beslissing van het hof dat de ‘patiëntenkamers met sanitair' woondelen zijn, berust op een onjuiste rechtsopvatting of onvoldoende is gemotiveerd. Het hof heeft namelijk slechts geoordeeld dat de woonfunctie van deze ruimten voorop staat en dat de verzorging daaraan ondergeschikt is. Volgens de A-G is de intensiteit van de zorg beslissend. Beoordeeld moet worden door een verwijzingshof of er een duidelijk verschil is tussen diegenen die ‘op zichzelf' blijven wonen en alle hulp, verpleging en verzorging inkopen en diegenen die opteren voor verblijf in een complex waar alle hulp, verpleging en verzorging reeds aanwezig zijn. Voor de patiëntenkamers kan het (onvrijwillig) delen van kamers volgens de A-G een aanwijzing zijn dat er niet vrijwillig wordt geopteerd voor verblijf in een complex. Met X is de A-G verder van mening dat het hof de verkeerde maatstaf heeft aangelegd door niet te beoordelen of de gangen in hoofdzaak (70%) maar of zij volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 21 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen