De inspecteur heeft belanghebbende, X, navorderingsaanslagen vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1992 t/m 2000 en een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2001, met verhogingen respectievelijk boeten.
De Hoge Raad oordeelt dat Hof Amsterdam door de inspecteur ingebrachte stukken ten onrechte met een beroep op de goede procesorde buiten beschouwing heeft gelaten. Uit de tussenuitspraak van het hof blijkt dat iedere beslissing over de verhogingen en boeten is aangehouden. Nadat het hof de behandeling van het geschil over de verhogingen en boeten heeft hervat, heeft de inspecteur de gelegenheid gekregen om het bewijs van de beboetbare feiten te leveren. De inspecteur heeft vervolgens verwezen naar van KB-Lux afkomstige stukken over de KB-Luxrekening van X. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is het volgens de Hoge Raad niet begrijpelijk dat de inspecteur hiermee in strijd heeft gehandeld met een goede procesorde. Daartoe is onvoldoende de omstandigheid dat het hof die stukken, toen die eerder door X werden ingebracht, buiten beschouwing heeft gelaten omdat zij te laat waren ingebracht. Het cassatieberoep van X is gegrond. Hetzelfde geldt voor het incidentele cassatieberoep van de staatssecretaris, dat is gericht tegen het hofoordeel dat het bewijs van beboetbare feiten ter zake van de vermogensbelasting 1992 en 1993 niet is geleverd.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:58
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 september