X gaat in hoger beroep bij Hof Den Haag. X maakt bezwaar tegen de aanwezigheid van een persoon die namens de Belastingdienst aanwezig is op de zitting. Omdat het hof op dit punt niet ingrijpt, besluit X de raadsheren te wraken.
De wrakingskamer van Hof Den Haag oordeelt dat de beslissing van het hof over de aanwezigheid van een persoon namens de inspecteur moet worden aangemerkt als een processuele beslissing. Voor dergelijke beslissingen geldt dat onvrede over de genomen beslissing op zichzelf onvoldoende grond is voor wraking. Hetgeen X heeft aangevoerd levert geen zwaarwegende aanwijzing op die de conclusie rechtvaardigt dat het hof jegens hem een vooringenomenheid koestert. X heeft ook als wrakingsgrond opgevoerd dat het hof X heeft gevraagd langzamer te praten. De wrakingskamer overweegt dat het in het belang van X is dat hij op zitting goed wordt verstaan en begrepen. Verder heeft de griffier contact opgenomen met X omdat er signalen waren van een coronabesmetting, maar de wrakingskamer ziet niet in waarom deze kwestie een grond tot wraking zou opleveren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 5 mei