Op 1 januari 2021 treedt het Besluit elektronisch procederen (Bep) in werking. Dit besluit biedt een regelgevend kader voor vrijwillig en verplicht elektronisch procederen in het civiele recht en het bestuursrecht. Het Bep bepaalt onder meer aan welke eisen een digitaal systeem voor gegevensverwerking moet voldoen dat door een rechterlijke instantie wordt gebruikt voor elektronisch procederen.

Onder elektronisch procederen wordt verstaan het langs elektronische weg verzenden van berichten – via een door de rechterlijke instanties aangewezen systeem voor gegevensverwerking – aan en door de rechterlijke instanties. Met deze berichten kunnen processtukken en overige voor het dossier relevante communicatie, zoals rolberichten en andere correspondentie, worden overgebracht. Het Bep ziet op het verkeer tussen de rechterlijke instanties en de bij een procedure betrokken partijen. De automatisering van de interne afhandeling van procedures door de rechterlijke instanties wordt niet geregeld in dit besluit.

In het bestuursrecht is elektronisch procederen op vrijwillige basis op grond van de wet al mogelijk. De regels in het Bep gelden voor elektronisch procederen in het civiele recht én het bestuursrecht, ongeacht of dit op vrijwillige basis geschiedt of dat dit verplicht is. Voor het invoeren van een verplichting om digitaal te procederen is steeds nadere regelgeving noodzakelijk. Voor bestuursrechtelijke zaken geschiedt toekomstige uitbreiding van de verplichting tot digitaal procederen bij koninklijk besluit, door art. 8:36a Awb in werking te laten treden.

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:40a

Algemene wet bestuursrecht 8:36ea

Algemene wet bestuursrecht 2:15

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Ministerie van Justitie en Veiligheid

Editie: 2 november

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen