De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit Fiscaal Bestuursrecht gewijzigd. De wijziging ziet op situaties waarin de inspecteur de zogenoemde voorheffingenbeschikking van art. 25b Wet VPB 1969 ambtshalve kan verhogen.
Door de wijziging is de tekst van paragraaf 23 lid 5 vervangen en zijn de nieuwe onderdelen b en c toegevoegd. Dit houdt verband met de invoering van de voorheffingenbeschikking van art. 25b Wet VPB 1969 per 1 januari 2022.
De wetgever heeft uitdrukkelijk voorzien dat een herziening naar een hoger bedrag nodig kan zijn. In de memorie van toelichting ( Kamerstukken II 2021/22, 35 927, nr. 3 blz. 66 en 67; V-N 2021/41.4) is hierover vermeld dat de inspecteur de voorheffingenbeschikking, in het voordeel van belastingplichtige, ambtshalve kan vaststellen naar een hoger bedrag dan eerder bij beschikking was vastgesteld. De grondslag hiervoor kan volgens de wetgever worden gevonden in art. 65 AWR.
Onderdeel b van paragraaf 23 lid 5 ziet op de mogelijkheid om een vastgestelde voorheffingenbeschikking te herzien naar een hoger bedrag. Onderdeel c regelt dat voorheffingenbeschikkingen alsnog kunnen worden vastgesteld of naar een hoger bedrag worden herzien buiten de herzieningstermijn van art. 25b lid 3 Wet VPB 1969.
Het besluit treedt in werking met ingang van 21 januari 2023.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 23 januari