De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit fiscale behandeling functionarissen van internationale organisaties en diplomaten geactualiseerd. Het beleid ten aanzien van heffingskortingen is aangepast na recente gerechtelijke uitspraken. Tevens is een expliciet standpunt opgenomen ten aanzien van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. Daarnaast is het standpunt ten aanzien van de invloed van het vrijgesteld inkomen op de uitgaven voor inkomensvoorzieningen herzien.

In het arrest van de Hoge Raad van 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1221, V-N 2019/35.6, en de uitspraak van Hof Den Haag van 9 april 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:828, V-N 2024/30.5, is geoordeeld dat de algemene heffingskorting en de ouderenkorting onderdeel uitmaken van de tariefstructuur. Afbouw van deze heffingskortingen aan de hand van het vrijgesteld inkomen is daarom niet toegestaan. De staatssecretaris concludeert dat dit ook geldt voor andere heffingskortingen, en zowel voor gevallen waarin dit leidt tot een lagere dan wel hogere heffingskorting. Daarnaast geldt dit zowel voor het belastingdeel als voor de premiedelen van de heffingskortingen. Dit standpunt geldt echter niet voor de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner.

Het herziene standpunt heeft tot gevolg dat het vrijgesteld inkomen ook buiten beschouwing blijft bij de beoordeling of recht bestaat op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dit acht de staatssecretaris onwenselijk. Daarom wordt hiervoor een goedkeuring verleend.

Volgens vaste jurisprudentie gaat een vrijstelling zoals bedoeld in dit besluit niet zo ver dat het vrijgesteld inkomen buiten beschouwing gelaten moet worden bij de toekenning van belastingvoordelen, zoals onderdelen van de persoonsgebonden aftrek met een inkomensafhankelijke drempel. Het vrijgestelde inkomen dient meegenomen te worden in de berekening van een belastingvoordeel. Dit geldt ook voor de bepaling van de jaarruimte voor de uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De belasting die over het vrijgesteld inkomen verschuldigd zou zijn geweest, wordt tevens in aanmerking genomen bij de beoordeling of recht bestaat op een tegemoetkoming specifieke zorgkosten.

Het besluit treedt in werking met ingang van 22 oktober 2024. Het voorgaande besluit van 23 september 2004, nr. IFZ2004/764M, V-N 2004/54.6 is per die datum ingetrokken.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9

Wet inkomstenbelasting 2001 3.127

Algemene wet inzake rijksbelastingen 39

Wet op de loonbelasting 1964 10

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 22 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

304

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen