Het kabinet heeft een aantal fiscale en economische maatregelen rondom het coronavirus bekendgemaakt.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat een rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning. Het dak en de woning staan niet ten dienste van het opwekken van energie en dat leidt dan ook niet tot extra BTW-aftrek.

Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst, heeft de Tweede Kamer een overzicht gegeven van aftrekposten, grondslagversmallers en belastingregelingen in de vennootschapsbelasting.

Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat van een verkapte vorm van omzetbelasting geen sprake is. De heffingsrente c.q. belastingrente heeft namelijk niet de essentiële kenmerken van een omzetbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X bv in verband met de ontvangen schadevergoeding geen dotatie aan de HIR kan doen. Er is namelijk sprake van een vergoeding voor gemiste omzet en niet van de verkoop van een bedrijfsmiddel. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als bron van inkomen. Ondanks zijn inspanningen, is niet aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijs voordeel kon worden verwacht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De pas aangetreden staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) zal persoonlijk geen gebruikmaken van de compensatieregeling box 3. Minister-president Schoof vermeldt dat in een Kamerbrief zonder uit te weiden over de reden.

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft het standpunt over de aftrekbaarheid van collegegeld betaald door een student voorafgaand aan de emigratie naar Nederland, geactualiseerd. Er is een verwijzing opgenomen naar Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, V-N 2024/33.18 en BNB 2024/114. Inhoudelijk is het standpunt niet gewijzigd.