De Staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd dat een goedkeuring bevat waardoor bij telecommunicatiediensten die in Nederland worden verricht, de heffing van omzetbelasting kan worden verlegd naar bepaalde afnemers.

De Staatssecretaris van Financiën keurt goed dat de heffing van omzetbelasting plaatsvindt met toepassing van de verleggingsregeling op het in Nederland verrichten van telecommunicatiediensten als bedoeld in art. 2a lid 1 onderdeel r, Wet OB 1968. Deze regeling houdt in dat de ondernemer die in Nederland telecommunicatiediensten verricht aan een andere ondernemer die deze diensten verricht geen omzetbelasting vermeldt op de factuur die hij uitreikt. De verleggingsregeling heeft alleen betrekking op de dienstverrichting tussen ondernemers die (ook) telecommunicatiediensten verrichten, zodat de dienstverrichting naar eindgebruikers buiten de reikwijdte van deze regeling valt. In dit verband worden onder eindverbruikers mede verstaan ondernemers die dergelijke diensten aanschaffen om ze binnen de eigen organisatie te verbruiken. De ondernemer die de dienst verricht kan volstaan met het op de factuur opnemen van de vermelding ‘btw verlegd'. De afnemer van deze diensten zal dan de verschuldigde omzetbelasting in zijn aangifte opnemen als door hem verschuldigde omzetbelasting. Op dezelfde aangifte kan die omzetbelasting met inachtneming van art 15 Wet OB 1968 eventueel in aftrek worden gebracht. Het besluit treedt in werking op 25 mei 2017 en loopt vooruit op een wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

De staatssecretaris is tot dit besluit gekomen om zo beter het hoofd te kunnen bieden aan btw- (carrousel)fraude bij telecommunicatiediensten.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 2 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen