X doet, na daartoe herhaaldelijk te zijn herinnerd en aangemaand, aangifte IB/PVV 2015. In de aangifte claimt X een aftrek voor specifieke zorgkosten, hogere parkeerkosten vanwege artsenbezoeken en een bloeddrukmeter, en voert hij schulden op aan een zorgkantoor, Y en Z. Daarnaast bezit X in 2015 drie verschillende bankrekeningen. Twee bankrekeningen waarop pgb-verschotten worden uitbetaald die slechts worden aangewend voor de inkoop van zorg en een bankrekening met daarop een bedrag naar aanleiding van een letselschade uitkering. Deze bankrekeningen geeft X niet op in zijn aangifte IB/PVV 2015. De inspecteur volgt de aangifte niet en legt bij de aanslag een verzuimboete op. In hoger beroep is in geschil of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en of de verzuimboete terecht is opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X' aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. X maakt namelijk aannemelijk dat op peildatum 1 januari 2015 schulden bestonden aan Y en Z tot een totaalbedrag van € 5117. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat de betaling van deze schulden in 2015 kon worden aangemerkt als een persoonsgebonden aftrek. De betaling is ook daadwerkelijk niet opgevoerd als persoonsgebonden aftrek. Na aftrek van de drempel van € 3000, leidt dit tot een uiteindelijk voordeel uit sparen en beleggen van € 11.553. Verder maakt X de aftrek van de specifieke zorgkosten, de opgevoerde schuld aan het zorgkantoor en de vrijstellingen voor de bankrekeningen niet aannemelijk. Tot slot is de opgelegde verzuimboete passend en geboden. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag