X heeft een gebruikte personenauto geïmporteerd. Nadat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar de verschuldigde BPM heeft verminderd – dit naar aanleiding van HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19 – stelt X in beroep dat de Belastingdienst een beleid kent op grond waarvan – in afwijking van de wet – rente wordt vergoed vanaf de datum van voldoening van de belasting. De inspecteur had dit beleid ook ten aanzien van X moeten toepassen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de Belastingdienst een beleid voert op grond waarvan over een langer tijdvak heffingsrente wordt vergoed. Het enkel overleggen van een aantal uitspraken van de inspecteur is daarvoor, tegenover de weerspreking door de inspecteur dat een dergelijk beleid bestaat, onvoldoende. Voor zover X met de door haar overgelegde uitspraken op bezwaar een beroep heeft willen doen op schending van het gelijkheidsbeginsel, verwerpt de rechtbank dit beroep. De rechtbank acht de door de Belastingdienst toegekende kostenvergoeding van € 54,50 niet te laag. Er is sprake van een grote hoeveelheid samenhangende zaken. Strikte toepassing van de bepaling voor samenhangende zaken leidt tot een vergoeding die zo laag is dat daarmee geen recht wordt gedaan aan doel en strekking van art. 7:15 Awb. De door de inspecteur toegekende vergoeding is reëel.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 3
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 juni