Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het vervreemdingsvoordeel voor X van zijn a.b.-aandelen in A BV nihil bedraagt. De inspecteur gaat volgens de rechtbank bij de berekening van het a.b.-inkomen ten onrechte uit van het in A BV aanwezige vermogen.
Belanghebbende, X, houdt 49% van de aandelen in A BV. De andere 51% zijn in handen van Q. In 2013 treedt X uit als bestuurder van A BV. A BV wordt in 2018 door de KvK ambtshalve ontbonden. Na uitvoerige correspondentie met X legt de inspecteur een IB-aanslag op met een a.b.-inkomen van € 150.000. X is het daar niet mee eens en probeert via een civiele procedure nadere gegevens over A BV te verkrijgen van Q. Deze procedure leidt echter niet tot succes.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het vervreemdingsvoordeel voor X van zijn a.b.-aandelen in A BV nihil bedraagt. De inspecteur gaat volgens de rechtbank bij de berekening van het a.b.-inkomen ten onrechte uit van het in A BV aanwezige vermogen. Een potentiële koper van de aandelen zal rekening houden met het gegeven dat X geen bestuurder meer is van de BV en dus geen zeggenschap heeft over het vermogen in de BV. De inspecteur heeft in zijn berekening dan ook ten onrechte een evenredig deel van het vermogen van de BV in aanmerking genomen. Rekening houdend met het feit dat Q niet bereid is om enig inzicht te verschaffen in de feitelijke gang van zaken en de financiële positie van de BV, acht de rechtbank bewezen dat de waarde in het economisch verkeer van het aandelenbelang van X in de BV niet hoger is dan de verkrijgingsprijs van dat aandelenbelang. De rechtbank vermindert de aanslag.
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 30 juli
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus