Belanghebbende, X, is (middellijk) aandeelhouder van A bv en ook (middellijk) bestuurder van deze bv. Op 8 maart 2006 ontvangt de ontvanger een melding van de betalingsonmacht van A bv. Vanaf 22 maart 2006 verkeert A bv in staat van faillissement. Uit een boekenonderzoek blijkt dat er bij A bv problemen ontstaan zijn nadat op een nieuw softwarepakket was overgeschakeld. Ook bleek hierbij dat A bv btw-aangiften had ingediend naar geschatte bedragen. Verder blijkt uit het onderzoek dat A bv voor circa € 175.000 aan ontwikkelings- en verbouwingskosten heeft betaald voor aan X gelieerde vennootschappen, zonder dat daar een schriftelijke overeenkomst aan ten grondslag lag. De ontvanger stelt X aansprakelijk voor de door A bv niet betaalde btw en LB. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X de bv in een positie heeft gebracht dat zij haar belastingschulden niet kon betalen. Volgens de rechtbank heeft X namelijk elke zakelijkheid uit het oog verloren door A bv de kosten van gelieerde vennootschappen te laten betalen. Verder acht de rechtbank van belang dat het aan X is te wijten dat A bv het zicht op haar betalingsverplichtingen voor de btw is kwijtgeraakt door – zonder overleg met de Belastingdienst – btw-aangiften naar geschatte bedragen in te dienen. Het niet betalen van de belasting is volgens de rechtbank dan ook te wijten aan onbehoorlijk bestuur van X. De rechtbank verlaagt nog wel het bedrag waarvoor X aansprakelijk is gesteld.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad merkt het hof op dat de ontvanger – met zijn stelling dat X bewust heeft bewerkstelligd dat de onderhavige belastingschulden onbetaald zouden blijven – een juiste toets heeft aangelegd. Het hof stelt vervolgens vast dat X als bestuurder van de bv er bewust zorg voor heeft gedragen dat de belastingschulden van de bv onbetaald zouden blijven. Hem treft volgens het hof dan ook persoonlijk een ernstig verwijt, en hij is dan ook terecht aansprakelijk gesteld. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen: