Belanghebbende, X, werkt sinds 1 mei 1983 bij stichting Z, laatstelijk als bestuurder. Z verzorgt dag- en woonopvang voor volwassenen met een lichamelijke, zintuigelijke of meervoudige beperking of niet-aangeboren hersenletsel. In 2005 richt Z stichting W op. W richt op haar beurt weer V bv op. Y, de partner van X, is gevolmachtigde van W. Vanaf 2004 exploiteert Z een zorgboerderij. In 2007 koopt W een complex, bestaande uit een manege met woonhuizen en grond, en verhuurt de manege vervolgens aan V bv. Vanaf eind 2008 werkt D, de dochter van X op de zorgboerderij, eerst als vakantiekracht, en vanaf september 2011 als psycholoog. Naar aanleiding van een aantal (klik)brieven stelt de Belastingdienst een onderzoek in bij V bv en W. Vervolgens start de FIOD een fiscaal-strafrechtelijk onderzoek naar V bv, X en Y. V bv (in 2013) en W (in 2014) worden failliet verklaard. Naar aanleiding van het boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de IB-aangiften 2010 en 2011 van X. De inspecteur heeft de volgende posten aangemerkt als uitgaven ten behoeve van X in privé en bij X belast als ROW:
een deel van de kosten van de zorgmanege;
de verhoging van de onkostenvergoeding van X, en
de huurwaarde van de woning die D bij de zorgmanege bewoonde.
De correctie voor het jaar 2010 bedraagt bijna € 520.000 en de correctie voor 2011 ruim € 480.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het voordeel dat aan Z is toegekomen, het gratis bewonen van de woning bij de zorgmanege, terecht is toegerekend aan X. Dit voordeel is bij hem namelijk in zijn functie als bestuurder opgekomen. De rechtbank stelt de waarde van dit voordeel vervolgens vast op € 12.000 (2010) en € 10.000 (2011). Ook de (extra) kostenvergoeding van € 1000 per maand heeft de inspecteur volgens de rechtbank in beide jaren terecht gecorrigeerd. De rechtbank overweegt daarbij dat de vergoeding niet strekt tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. X had de kostenvergoeding namelijk aangewend als inleg voor een garantieverzekering, een spaarpolis. De rechtbank verwerpt vervolgens wel de stelling van de inspecteur dat X, op kosten van V bv en Z, een privé stoeterij is begonnen. Wel heeft D op kosten van V bv een voordeel genoten (het voor eigen plezier ter beschikking hebben van (minstens) twee paarden), dat de inspecteur terecht bij X in aanmerking heeft genomen. De rechtbank becijfert dit voordeel op € 17.000 per jaar. De correctie voor 2010 komt uiteindelijk uit op bijna € 51.000, en voor 2011 op bijna € 48.000. Wel veroordeelt de rechtbank de inspecteur nog tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 10.000. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur namelijk onbehoorlijk gehandeld door geen ruggespraak te houden met de leden van de Raad van Toezicht van Z over de activiteiten van de zorgmanege, waardoor de correcties veel te hoog uitvielen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 januari