De Hoge Raad oordeelt dat Hof Arnhem-Leeuwarden voor de verzetsprocedure in eerste aanleg ten onrechte geen vergoeding van de proceskosten heeft vastgesteld.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een bedrag van € 15 aan aanmaningskosten. Daarna stelt X beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X met toepassing van art. 8:54 Awb niet-ontvankelijk. Deze beslissing wordt vervolgens door de rechtbank teruggedraaid in verzet. In hoger beroep oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat X niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor de behandeling van het verzet door de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat Hof Arnhem-Leeuwarden voor de verzetsprocedure in eerste aanleg ten onrechte geen vergoeding van de proceskosten heeft vastgesteld. Omdat de onjuiste beslissing van de rechtbank niet door de invorderingsambtenaar is uitgelokt, achtte het hof het niet opportuun om de invorderingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van X. Dit oordeel berust volgens de Hoge Raad op een onjuiste rechtsopvatting. Indien een belanghebbende in een belastingzaak een rechtsmiddel aanwendt en dit ertoe leidt dat hij geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, geldt namelijk als hoofdregel dat het bestuursorgaan in de kosten van het geding wordt veroordeeld. Deze hoofdregel geldt ook indien het gaat om het rechtsmiddel van verzet (zie HR 18 februari 2011, nr. 10/00480, BNB 2011/114), en ook indien de rechterlijke uitspraak op het punt waarop het beroep of het verzet gegrond is bevonden, niet door het bestuursorgaan is uitgelokt of is verdedigd (zie HR 12 februari 2010, nr. 09/01205, BNB 2010/134). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en kent alsnog een proceskostenvergoeding toe.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen