De Hoge Raad oordeelt dat bestuursorganen verplicht zijn om navraag te doen naar een mogelijke verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding voordat zij een bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Die verplichting geldt ook als het bezwaar is ingediend door een beroepsmatig optredende gemachtigde.

X maakt bezwaar tegen een op 26 mei 2016 opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam. Het bezwaarschrift komt op 7 december 2016 binnen bij de heffingsambtenaar, die het bezwaar zonder X te horen op 29 december 2016 niet-ontvankelijk verklaart.

De Hoge Raad oordeelt dat bestuursorganen verplicht zijn om navraag te doen naar een mogelijke verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding voordat zij een bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Die verplichting geldt ook als het bezwaar is ingediend door een beroepsmatig optredende gemachtigde. Het andersluidende oordeel van het hof berust op een onjuiste rechtsopvatting. Verder heeft het hof ten onrechte een onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat X in de gelegenheid is gesteld te verklaren of hij op zitting gehoord wilde worden. Toch kan dit alles niet tot cassatie leiden omdat het hof op niet onbegrijpelijke wijze de stelling van X heeft verworpen dat op het aanslagbiljet een rechtsmiddelverwijzing ontbrak. De conclusie is dan ook dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 oktober

32

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen