Rechtbank Den Haag beslist dat X niet een deel van de door hem betaalde hypotheekrente als onderhoudsverplichting kan aftrekken. X heeft geen onderhoudsverplichting jegens zijn ex.
Belanghebbende, X, is tot 29 augustus 2017 gehuwd met C. C heeft de echtelijke woning in de tweede helft van het jaar 2015 verlaten. X is in de eigen woning, die gemeenschappelijk eigendom is, blijven wonen en betaalt alle hypotheekrente. In zijn aangifte IB/PVV 2016 trekt X de volledig betaalde hypotheekrente af. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 beperkt de inspecteur de hypotheekrenteaftrek tot 50%, omdat X de woning voor 50% in bezit heeft en er geen sprake is van fiscaal partnerschap. X komt in beroep.
Rechtbank Den Haag beslist dat X slechts 50% van de betaalde hypotheekrente kan aftrekken, omdat hij de eigen woning voor 50% in eigendom heeft. Volgens de rechtbank kan X niet een deel van de betaalde hypotheekrente als onderhoudsverplichting in aftrek brengen. In het jaar 2016 is er namelijk geen sprake van een uit het familierecht voortvloeiende verplichting en ook niet van een in rechte vorderbare periodieke uitkering en verstrekking. De onderhoudsverplichting begint namelijk pas op 23 januari 2017 en kan dan niet in het belastingjaar 2016 in aftrek worden gebracht. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.11