De heer X is buiten elke gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw Y. Zij wonen in een woning die volledig aan haar toebehoort. Op de woning rust een hypothecaire geldlening, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn. X verlaat de woning per 1 juni 2013. Vanaf augustus 2013 loopt een echtscheidingsprocedure en per 1 december 2013 laat X zich officieel inschrijven op een ander adres. In geschil is of X de rente volledig kan aftrekken. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft X door de volledige rente voor de echtelijke woning te betalen, slechts een wettelijk verhaalsrecht op Y gekregen. De woning en de hypotheekschuld behoren namelijk tot haar vermogen en de rentekosten drukken niet op X. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de echtscheidingsregeling (art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001) op X van toepassing is. Die regeling houdt in dat de aftrek van hypotheekrente maximaal twee jaar wordt gecontinueerd, nadat de woning niet langer zijn hoofdverblijf is. Het is niet vereist dat hij ook (mede)eigenaar van de woning of fiscaal partner is. X kan de rente dus aftrekken voor zijn 50% aandeel in de eigenwoningschuld en de andere helft van de betaalde hypotheekrente is bij hem aftrekbaar als onderhoudsverplichting vanaf het moment dat hij de woning heeft verlaten. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 3.110
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 8 maart