Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door belanghebbende betaalde vergoeding kwalificeert als renten van schulden en fiscaal aftrekbaar is als eigenwoningrente.
X heeft een geldleningsovereenkomst. Deze bestaat voor de helft uit een spaardeel en voor de andere helft uit een aflossingsvrij deel. De aflossingsdatum van het spaardeel is 1 maart 2020. De rentevastperiode loopt af op 31 december 2015. X kiest voor een nieuwe rentevastperiode van twintig jaar met een rente van 3,1%. In 2016 trekt X € 8.380 hypotheekrente af. Voor het spaardeel accepteert de inspecteur renteaftrek tot 2,1%, het rentepercentage dat hoort bij een rentevastperiode van vijf jaar. Volgens de inspecteur kiest X voor het hogere percentage omdat hij dan ook een hogere rentevergoeding krijgt op zijn spaarrekening eigen woning. In geschil is de renteaftrek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door X betaalde vergoeding kwalificeert als renten van schulden. Het gaat namelijk civielrechtelijk om een vergoeding tussen de geldgever en de geldnemer die is overeengekomen als vergoeding voor het gedurende de looptijd van de geldlening ter beschikking stellen van de hoofdsom. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rente in dit geval anders aan te merken. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 oktober
Carrousel: Carrousel