Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op hypotheekrenteaftrek die betrekking heeft op het aandeel van de ex-echtgenoot omdat er geen sprake is van een voorziening in het levensonderhoud van de ex-echtgenoot. De ex-echtgenoot heeft immers een veel hoger inkomen dan X.

Belanghebbende, X, mag volgens de echtscheidingsbeschikking maximaal 6 maanden na inschrijving van de beschikking in de gezamenlijke woning blijven wonen. Ook is zij verplicht om tot de verkoop van deze woning het aan de ex-echtgenoot toerekenbare gedeelte van de hypotheekrente te betalen. Het geschil betreft de vraag of X recht heeft op aftrek van de hypotheekrente die betrekking heeft op het aandeel van de ex-echtgenoot in de gezamenlijke woning, omdat sprake is van een onderhoudsverplichting in de zin van artikel 6.3, lid 1, aanhef en letter a, Wet IB 2001.

Het hof oordeelt dat de verplichting van X om de volledige hypotheekrente van de gezamenlijke woning te betalen geen voorziening in het levensonderhoud van de ex-echtgenoot is. De ex-echtgenoot heeft een veel hoger inkomen van X. Daarom is het niet aannemelijk dat X deze betalingen doet omdat de ex-echtgenoot anders niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 1 165

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 9 juni

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen